Uitleg Score

1 mei 2023 inburgeringsexamen buitenland van vorm veranderd

Het inburgeringsexamen buitenland bestaat uit drie onderdelen die vanaf 1 november 2014 niet meer per telefoon, maar per computer worden afgenomen.

Als u in aanmerking wilt komen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV), dan moet u voldoen aan de eisen op het gebied van de beheersing van de Nederlandse taal en van Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS). In het inburgeringsexamen buitenland worden onderzocht:

  • Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS);
  • Spreekvaardigheid;
  • Leesvaardigheid.

De onderdelen leesvaardigheid en spreekvaardigheid meten of de inburgeraar het taalniveau A1 van het Raamwerk NT2 beheerst. Voor het KNS-gedeelte (Kennis van de Nederlandse Samenleving) zijn de vragen en de bijbehorende film geactualiseerd vanwege de troonswisseling.

U hoeft niet te schrijven tijdens dit examen. Deze drie examenonderdelen kunnen tegelijk of afzonderlijk worden afgelegd. Mocht u onverhoopt zakken voor het KNS-, spreek- of leesgedeelte, dan hoeft u alleen het gedeelte te herkansen waar u voor bent gezakt.

Het grootste deel van de vragen zal in de vorm van meerkeuzevragen gesteld worden. Voor het onderdeel spreekvaardigheid moet u ook antwoorden inspreken. Deze antwoorden worden beoordeeld door menselijke beoordelaars en niet door de computer.

inburgeringsexamen

De verschillende onderdelen op het inburgeringsexamen.

Examenonderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS).

Het onderdeel “Kennis van de Nederlandse Samenleving” wordt via de computer afgenomen. U spreekt niet tijdens het KNS-gedeelte, het enige wat u moet doen is uit twee antwoordalternatieven het juiste antwoord selecteren.

Het examenonderdeel bevat 30 vragen uit een totale verzameling van 100 vragen over de Nederlandse samenleving. U mag 30 minuten over dit onderdeel van het examen doen.

U krijgt op het examen één of meerdere vragen digitaal te zien over zeven onderwerpen:

  1. Nederland; In dit onderdeel komen onder meer aan bod: de ligging van Nederland in de wereld, de ligging van Nederland in Europa, de woningen in Nederland, de ligging van Nederland t.o.v. de zeespiegel, de oppervlakte van Nederland, de wegen in Nederland, de bevolkingsdichtheid van Nederland, de vervoermiddelen in Nederland.
  2. Geschiedenis; In dit onderdeel komen onder meer aan bod: Willem van Oranje, de tachtigjarige oorlog, de Gouden Eeuw en de VOC, de Eerste Wereldoorlog, de Tweede Wereldoorlog, enkele naoorlogse ontwikkelingen.
  3. Staatsinrichting, politiek en grondwet; In dit onderdeel komen onder meer aan bod: democratie, de grondwet, de belangrijkste grondrechten, het politieke stelsel, rechten en verplichtingen, omgangsvormen.
  4. De Nederlandse taal en het belang van het leren ervan; In dit onderdeel komen onder meer aan bod: lesmethoden, de Nederlandse taal, volwassenenon-derwijs.
  5. Opvoeding en onderwijs; In dit onderdeel komen onder meer aan bod; Nederlandse opvoedmethoden, verantwoordelijkheid voor kinderen, onderwijsvormen.
  6. Gezondheidszorg; In dit onderdeel komen onder meer aan bod: verplichte ziektekostenverzekering, consultatiebureau, huisarts en gespecialiseerde artsen.
  7. Werk en inkomen; In dit onderdeel komen onder meer aan bod: wie werken er in Nederland, in welke sectoren is er werk, wanneer en waar moet je werk zoeken, regels sollicitatiegesprek in Nederland.
Dutch Language Examination test example

Examenonderdeel leesvaardigheid

Bij het functioneel lezen krijgt u op uw beeldscherm 9 verschillende leesteksten te zien. Het onderdeel functioneel lezen bestaat uit 19 vragen. U mag 35 minuten over dit gedeelte van het examen doen.

Examenonderdeel spreekvaardigheid

Het examenonderdeel spreekvaardigheid bestaat uit twee onderdelen:

  • U hoort een open vraag en u formuleert hierbij zelf uw antwoord. Dit onderdeel bestaat uit 10 vragen.
  • U hoort en ziet een korte zin, gevolgd door het eerste gedeelte van een zin die door u aangevuld moet worden. Dit onderdeel bestaat uit 12 zinnen.

U mag 30 minuten over het examen spreekvaardigheid doen.

Het eerste gedeelte van het examen spreekvaardigheid bestaat uit 10 open vragen. De vragen liggen op A1-niveau, hebben een enkelvoudige structuur en gaan over vertrouwde onderwerpen die uw directe leefomgeving betreffen.

U ziet een videofragment van een persoon die u één vraag stelt, bijvoorbeeld: “Welke sport vindt u leuk?” U spreekt dan uw antwoord via de koptelefoon in. Het ingesproken antwoord wordt vastgelegd en later beoordeeld door twee beoordelaars. U mag de vraag zo vaak herhalen als u wilt, ook mag u het antwoord corrigeren door het antwoord opnieuw in te spreken.

Het tweede gedeelte van het examen spreekvaardigheid bestaat uit het afmaken van 12 zinnen. U ziet een zin op uw beeldscherm en u kunt u deze zin ook via uw koptelefoon beluisteren, het betreft een korte zin, gevolgd door het eerste gedeelte van een zin die door u aangevuld moet worden. U krijgt bij de zin een plaatje te zien op uw beeldscherm van de situatie die in de zin wordt geschetst. Een voorbeeld van een zin is “Naima gaat naar de markt, ze koopt….” u spreekt uw antwoord in. Het ingesproken antwoord wordt vastgelegd en later beoordeeld door twee beoordelaars. U mag de vraag zo vaak herhalen als u wilt, ook mag u het antwoord corrigeren door het antwoord opnieuw in te spreken.

Net als bij het examenonderdeel leesvaardigheid moet u voor beide onderdelen van het examenonderdeel spreekvaardigheid een voldoende halen om te kunnen slagen. Mocht u niet slagen voor dit onderdeel, dan moet u dus beide onderdelen opnieuw doen.

Dutch Language Exam test example

SCORES OVERVIEW

Toetsscore volgens rapportageschaal

TGNCEF-niveau
80C2
68-79C1
57-67B2
47-56B1
37-46A2
26-36A1

C2

Brengt betekenisnuances nauwkeurig en op natuurlijke wijze over.

Kan spontaan en met een natuurlijke vloeiendheid ook langere interventies verrichten. Vertoont daarbij een consistente grammaticale en fonologische beheersing van gevarieerd en complex taalgebruik met inbegrip van een juist gebruik van verbindingswoorden en voegwoorden. Kan moedertaalsprekers moeiteloos verstaan.

C1

Drukt zich vloeiend en spontaan uit in duidelijke, goedgestructureerde spraak.

Kan zich spontaan en vloeiend uitdrukken, bijna moeiteloos in een gelijkmatig lopend taalgebruik. Heeft een duidelijke en natuurlijke uitspraak. Kan intonatie variëren en gebruikt klemtoon om delen te benadrukken. Maakt zelden fouten. Vertoont beheersing van verbindingswoorden en voegwoorden. Verstaat praktisch iedere moedertaalspreker, maar moet wellicht soms om bevestiging vragen.

B2

Brengt informatie en standpunten helder en zonder merkbare moeite over.

Kan eenheden taal met een redelijk evenwichtig tempo produceren met weinig merkbare pauzes. Heldere uitspraak en intonatie. Fouten leiden niet tot misverstanden. Helder samenhangend betoog, echter soms enigszins “springerig”. Kan in detail standaard moedertaalsprekers ook in een lawaaierige omgeving verstaan.

B1

Communiceert begrijpelijk de belangrijkste punten m.b.t. vertrouwde zaken.

Kan op begrijpelijke wijze doorspreken, hoewel evident pauzerend voor het plannen en herstellen van grammaticale elementen Uitspraak is begrijpelijk hoewel bij tijden gekleurd door een buitenlands accent en ook uitspraakfouten optreden. Redelijk correct gebruik van een algemeen repertoire in voorspelbare situaties. Kan eenvoudige losse elementen verbinden tot een samenhangend geheel. Kan duidelijk sprekende moedertaalsprekers volgen, maar moet soms om herhaling vragen.

A2

Communiceert basisinformatie over werk, achtergrond, familie, vrije tijd, etc. Kan zichzelf in korte zinnen verstaanbaar maken, hoewel pauzes, valse starts, en herformuleringen aanwezig zijn Uitspraak is over het algemeen helder genoeg om te worden verstaan ondanks een duidelijk buitenlands accent. Gebruikt een beperkt aantal eenvoudige structuren correct, maar maakt systematisch elementaire fouten. Kan woordgroepen verbinden met eenvoudige voegwoordeen zoals “en”, “maar”, en “omdat”. Kan zich tot hem/haar richtende, duidelijk sprekende moedertaalsprekers verstaan, wanneer zonodig om herhaling gevraagd kan worden.

A1

Doet eenvoudige uitspraken over persoonlijke gegevens en bekende onderwerpen.

Kan omgaan met zeer korte, geïsoleerde, voornamelijk standaard uitingen. Veel pauzes om te zoeken naar uitdrukkingen en om minder bekende woorden uit te spreken. Spreekt met sterk buitenlands accent. Begrijpt de strekking van direct tot hem/haar gerichte en duidelijk gesproken vragen.

thai students learning dutch in bangkok thailand
Call Now Button